woensdag 27 november 2013

Mijn militaire diensttijd

Na het succesvol afronden van mijn opleiding aan het IVA in Driebergen moest ik, alvorens een echte baan te kunnen gaan zoeken, eerst nog anderhalf jaar in militaire dienst. Voor mij begon die periode in november 1967.

Het nieuwe Schiphol-centrum werd begin 1967 geopend.
Ik vertrok er in oktober van dat jaar naar Londen.
Hier staan passagiers te wachten in de vertrekhal.

Bron: www.gahetna.nl
Een maand daarvoor ging ik nog met mijn IVA vriend Wim Oude Weernink naar de autotentoonstelling in Londen (zoals beschreven in een vorige blog en in de blog van Wim zelf).
Die reis dreigde echter al op Schiphol voortijdig te stranden. De marechaussee die mijn paspoort controleerde zei tot mijn verbazing dat ik eigenlijk het land niet meer uit mocht, omdat hij op zijn schermpje (toen een opzienbarende nieuwigheid) kon zien dat ik binnen een maand onder de wapenen moest. Hij vroeg me om mijn ticket te laten zien. Gelukkig stond daar ook de boeking van de terugvlucht in vermeld en dat vond hij kennelijk voldoende om  mij toch te laten gaan.


Eerst naar Utrecht

Ik behoorde tot de tweede lichting dienstplichtige militairen die was ingedeeld met behulp van een computerprogramma. Dat programma functioneerde in die tijd echter nog verre van vlekkeloos. Een gevolg was dat bijvoorbeeld jongens met een koksschool-diploma werden ingedeeld als automonteur en andersom. Het had ook tot gevolg dat mensen met een voltooide universitaire opleiding veelal werden ingedeeld als soldaat en dat er mensen met een LBO (Lagere Beroeps Opleiding) diploma soms bij de officiersopleiding kwamen. Hoe het ook zei, de computer had in zijn ondoorgrondelijke wijsheid besloten dat ik, zoals eerder vermeld een man met 2 linkerhanden, soldaat-onderhoudsmonteur zou worden bij de Technische Dienst van de Koninklijke Landmacht.

Ingang van de Kromhoutkazerne in Utrecht
Bron: www.legerplaats.nl
De opleidingsperiode bracht ik door in de Kromhout-kazerne in Utrecht (tegenwoordig is de voormalige kazerne een onderdeel van de Universiteit Utrecht).
Die periode duurde in totaal vier maanden.
De eerste twee maanden kregen we een militaire basisopleiding en daarna nog twee maanden een autotechnische training.

En we kregen daar ook de opleiding voor het militaire vrachtwagen rijbewijs. Die opleiding werd gegeven in een DAF YA328, beter bekend als de "Dikke DAF" en ook wel als de "Artillerietrekker"Het was een zeer moeilijk te bedienen voertuig met een loeizware koppeling, een ook al superzware want onbekrachtigde besturing en een niet-gesynchroniseerde vijfvernellingsbak, waarbij je zowel bij het op- als bij het terugschakelen die zware koppeling twee maal moest intrappen en bij het terugschakelen ook nog tussengas moest geven. Dat schakelen moest bovendien "blind" geschieden want de versnellingshendel zat achter je. Het leek wel alsof ik opnieuw moest leren autorijden. En de lesroute ging vaak via de smalle Utrechtse grachtjes.

Ik leerde rijden op de "Artillerietrekker", ook bekend als de "Dikke DAF"
Bron: nl.wikipedia.org/wiki/DAF_YA-328
Toen ik na een week lessen in die zware legerwagen op vrijdagavond weer in de auto van mijn vader stapte, dacht ik dat het stuur los zat en dat ik door de koppeling heen trapte, zo licht ging alles. Maar de lessen resulteerden er uiteindelijk in dat ik mijn militaire rijbewijs kreeg.

Tijdens mijn jeugd was ik gewend geweest om veel met leeftijdgenoten om te gaan wiens vader officier was, sommigen waren zelfs generaal, en ik ging daar toen natuurlijk informeel mee om, zoals met mijn eigen ouders. Die situatie veranderde nu plotseling en dat was best even wennen. De afstand tussen ons, de dienstplichtig soldaten, en de officieren was plotseling gigantisch en daar zaten dan ook nog de onderofficieren tussen, want ook die waren nu onze meerderen. En als ik het weekend thuis was of op een bijeenkomst van de VVD moest ik weer terugschakelen naar de situatie van voor de militaire diensttijd.
Tijdens de opleiding in Utrecht zag ik diverse van mijn vroegere klasgenoten van het IVA weer terug en dat maakte het allemaal wel wat eenvoudiger dan wanneer ik tussen uitsluitend onbekenden terecht zou zijn gekomen.

Naar Stroe en de Wittenberg

Ingang van Kamp Stroe in de jaren '60
Bron: www.legerplaats.nl
Na afloop van mijn opleiding volgde de overplaatsing naar de parate troepen.

In mijn geval was dat de 113de Wielvoertuigen Herstelcompagnie, die was gevestigd op het kamp Stroe, gelegen tussen Garderen en Kootwijk (vanaf 22 mei 1990 de Majoor Mulder Kazerne). Op Stroe waren alleen werkplaatsen.
We konden daar dus niet slapen en we waren gelegerd in de nabijgelegen legerplaats de Wittenberg.


Het eerste Chinese restaurant in Harderwijk
Schilder's Nieuws- en advertentieblad 25-11-1960
Toen ik op de Wittenberg arriveerde was de eerste bekende die ik zag, mijn IVA-schoolvriend Ad Theijsmeijer, die tijdens de militaire dienstplichtperiode steeds twee maanden op mij vooruit liep. In de Utrechtse Kromhout-kazerne hadden we ook al twee maanden op dezelfde zaal gebivakkeerd maar hij was daar al twee maanden eerder aangekomen en hij ging dus ook weer twee maanden eerder weg. Naar toen bleek was hij bij dezelfde compagnie ingedeeld als ik en ook nog op dezelfde kamer, die we deelden met nog 10 andere dienstplichtigen. En dus trokken we vanaf dat moment ook weer samen op.

Ad beschikte over een auto en we gingen vaak samen of met nog een of twee kamergenoten naar Harderwijk om te eten bij mijn ouders of soms bij het Chinese restaurant „Tche-Tong"  in de Hondegatstraat 6. Ze hadden er uitstekende loempia's. De oude heer Wang, van wie de zaak was, maakte de rekening nog op met behulp van een telraam. Tche-Tong werd in 1960 geopend en was het eerste Chinese restaurant in Harderwijk.

Toen we op een avond terugreden, na een bezoek aan Tche-Tong, zette Ad de autoradio aan en hoorden we op het nieuws het heugelijke bericht dat de dienstplicht werd  ingekort met twee maanden en dat dat ook gold voor degenen die op dat moment als dienstplichtige onder de wapenen waren.
"Jemig Peter", riep Ad, "dat betekent dat we vanavond twee maanden bij de Chinees hebben gezeten!"

Wij zaten in Stroe bij een peloton dat zich bezig hield met het onderhoud van de voertuigen van de eigen compagnie. Daartoe behoorden enkele Nekaf Jeeps en voorts vrachtwagens van het type YA314, enkele kleine terreinvrachtwagen, de YA126, bijgenaamd "wapendrager", rijdende werkplaatsen, de zogeheten "toolkits" en enkele takelwagens. Met uitzondering van de jeeps waren al die voertuigen van het merk DAF. En, waar tegenwoordig voor dit soort auto's diesel de norm is, werden ze allemaal nog aangedreven door ouderwetse zijklep benzinemotoren die allemaal uitblonken door een matige betrouwbaarheid en een grote dorst. Voorts was ons peloton verantwoordelijk voor de levering van brandstof en smeermiddelen ten behoeve van de compagnies voertuigen. Het tanken van de wagens geschiedde met de hand door middel van jerrycans van 20 liter.

Kamp Stroe met de halfronde Romneyloodsen en enige YA 314 legertrucks
Bron: www.legerplaats.nl
We werkten in een oude van golfplaten opgetrokken Romneyloods en daarnaast was het kantoortje van onze motor transport onderofficier, de sergeant eerste klasse Klein. Het was een vriendelijke baas, die niet ver voor zijn pensionering zat, en die geregeld in een soort overspannen toestand verkeerde. Ik werd al snel zijn zelfbenoemde assistent, want het sleutelen aan vrachtwagens was nu niet direct een van mijn favoriete bezigheden. Als sergeant Klein het weer eens niet zag zitten, gooide hij soms alle papieren die op zijn bureau lagen in de lucht waarna hij begon te jammeren dat het wat hem betreft niet meer hoefde.
"Gaat u nu maar even een wandelingetje maken in het bos, sergeant en blijft u maar net zo lang weg als u wilt. En laat die papieren maar liggen; ik ruim die rommel wel op ", zei ik bij dat soort gelegenheden tegen hem en zo geschiedde. Soms bleef hij inderdaad weg tot tegen het eind van de dagelijkse diensttijd...

Achter de loods stookten we ook wel eens grote vuren met behulp van overtollige benzine. De hoeveelheid benzine die we in voorraad hadden moest namelijk overeenkomen met het gereden aantal kilometers en het bijbehorende gemiddelde verbruik van onze voertuigen. Als we minder verbruikt hadden dan dat gemiddelde, hielden we benzine over en dat kon niet volgens de ambtelijke normen. Die benzine moest dus verdwijnen en dat leverde dan die gigantische vuren op met vlammen van soms wel meer dan 10 meter hoog. Als ik er nu aan terug denk was dat natuurlijk een waanzinnige toestand. De inefficiëncy, waarmee ik werd geconfronteerd was soms schokkend.

Werkplaats Technische Dienst Kamp Stroe met een rij Nekaf jeeps
Bron: www.legerplaats.nl
Zo werd er eenmaal per week een rit met een vrachtwagen gemaakt naar een leger-opslagplaats in de buurt van Naarden.
Met die vrachtwagen ging dan meestal iets mee als een kapotte pioniersschop of een zaklantaarn die het niet meer deed; veel meer was het eigenlijk nooit.

Die rit moest iedere week met zijn tweeën worden gemaakt, ook als er niets te vervoeren viel, in een vrachtwagen met een laadvermogen van 3 ton en een gemiddeld verbruik van 1 op 2 (!).


Samen met dienstplichtig sergeant Op de Woerd, ik meen dat zijn voornaam Johan was, heb  ik in die tijd een document gemaakt van zo ongeveer 10 A4-tjes, waarin we de door ons opgemerkte verspillingen aan de kaak stelden en aanbevelingen deden hoe de zaken zouden kunnen worden verbeterd. Dat document hebben we toen naar het Ministerie van Defensie gestuurd maar we hebben er nooit een reactie op ontvangen...

Een zeer opmerkelijke figuur in onze compagnie was Jan van Vriesland, de zoon van de schrijver-dichter Victor van Vriesland. Hij was bijzonder welbespraakt, net als zijn vader, en haalde heel vaak streken uit, waarvoor hij dan op rapport moest bij de commandant. Daar begon hij dan steevast een enorm betoog en dat leidde er dan, meestal na een minuut of tien, toe dat Van der Pol dolgepraat riep: "Van Vriesland, hou op, ga uit mijn ogen, wegwezen!", waarna Jan vertrok en ons triomfantelijk meldde dat het hem weer was gelukt. Éénmaal lukte het hem echter niet om onder straf uit te komen. Dat was toen hij op zijn kamer, die naast de onze lag, een losse flodder afschoot uit zijn UZI pistool-mitrailleur, zijn kamergenoten en wij schrokken ons rot. Op dat moment kwam juist de sergeant van de week binnen, die nog net de rook uit de loop van Jan´s wapen kon zien komen. Onder dat vergrijp kon hij dus niet meer uitkomen en hij verdween toen voor enige tijd in het cachot. Hoe hij aan dat losse flodder patroon was gekomen, heb ik nooit gehoord. Op internet zag ik dat Jan in 2012 is overleden(bron: www.nederlandsepoezie.org).


Na echtscheiding (23-7-1946) gehuwd op 31-10-1946 met Anna Maria Gesina Baan. Uit dit huwelijk werden 1 zoon en 1 dochter geboren. Na echtscheiding (26-9-1951) - See more at: http://www.historici.nl/Onderzoek/Projecten/BWN/lemmata/bwn3/vriesland#sthash.PA7TKYnf.dpuf

"Belangrijke werkzaamheden"

Onze compagniescommandant was, vriendelijk uitgedrukt, niet een van de slimste mensen, die ik heb gekend. Hij had het eind jaren veertig, tot zijn eigen verbazing, tot officier geschopt, dankzij enkele "heldhaftige acties" in Indonesië. Hij ging er prat op dat hem dat toch maar mooi was gelukt, ondanks het feit dat hij alleen maar lagere school plus twee jaar ULO (Uitgebreid Lager Onderwijs) had gehad.
Tijdens mijn verblijf in Stroe werd deze kapitein Van der Pol bevorderd tot majoor. Meteen nadat het bericht van zijn bevordering hem had bereikt, liep hij een ererondje over het kamp, waarbij hij overal waar hij iemand zag met luide stem verkondigde:
"Ik ben bevorderd tot majoor, en dat twee jaar eerder dan ik had verwacht!"
Toen ik een keer door de gang van het compagnies-gebouw liep werd ik door Van der Pol binnengeroepen. Hij bood me een sigaret aan en zei daarna:
"Ik heb een aantal papieren uit Den Haag gekregen die ik vandaag ingevuld moet terugsturen maar ik heb er helemaal geen tijd voor. Kun jij er eens naar kijken?" 
Drie kwartier later had ik de formulieren ingevuld en kon de commandant ze ondertekenen en terugsturen. Later hoorde ik van zijn naaste medewerker, adjudant De Pooter, dat hij er weken op had zitten zwoegen en er niet uit kon komen.

Een voorbeeld van de (nogal naïeve) voorlichting in de jaren '50
Een curieus contrast is de  reclame voor Doris Day-schriften er pal onder
Schilder's Nieuws- en advertentieblad 30-01-1953
Van adjudant De Pooter kregen we af en toe de zogeheten NBC-instructie. NBC stond voor Nucleaire, Biologische en Chemische oorlogvoering (klik hier voor een ` geheim` militair voorlichtingsfilmpje uit 1956). Bij het gedeelte over de nucleaire oorlogvoering werden instructies gegeven hoe te handelen in geval van een nucleaire explosie. Zo kregen we te horen dat we, na het zien van de verblindende lichtflits van een ontploffende atoombom, dekking moesten zoeken in een greppel of achter een aarden wal en daar enige tijd moesten blijven schuilen. Hoe lang werd er niet bij vermeld...

Die instructies sloegen natuurlijk helemaal nergens op en dat liet ik ook duidelijk merken.
Na afloop van die les hield De Pooter mij achter en zei: 
"Je hebt natuurlijk volkomen gelijk maar ik moet dit nu eenmaal zo vertellen. Ik weet zelf ook wel dat het gewoon sprookjes zijn maar iedereen slikt het, normaal gesproken, voor zoete koek..."
Na dat gesprekje riep hij me soms binnen in zijn kantoortje en hield daar dan ellenlange betogen over de politieke toestand in de wereld. Daar ging dan wel eens een middagje mee heen.

Als ik dan terugkwam in ons kantoortje, riep sergeant Klein vertwijfeld: "Waar was je in vredesnaam?" "Ik moest een haastklus opknappen voor adjudant De Pooter", antwoordde ik dan. Klein slaakte daarop een diepe zucht en deed er vervolgens het zwijgen toe.

Geregeld moest ik naar Harderwijk voor een bijeenkomst van de JOVD of de VVD en daarvoor kreeg ik altijd toestemming en hoefde pas de volgende ochtend weer terug te komen. De reden waarom het voor mij erg makkelijk was om die toestemming te krijgen was, naar ik vermoed, gelegen in het feit dat ik, toen ik net in Stroe was gearriveerd, tijdens een gesprek met een van mijn meerderen er uit flapte dat ik een kennis was van generaal Christan en dat ik ook de toenmalige minister van defensie, de VVDer Den Toom, kende. Nu was kennen, in het geval van de minister, wel een heel groot woord want ik had de man ooit een keer de hand geschud maar het verhaal van generaal Christan klopte wel.
Die terloopse opmerking werd blijkbaar serieus genomen en had achteraf zijn invloed niet gemist want de leiding vond kennelijk dat ze mijn "belangrijke politieke werkzaamheden" niet moesten dwarsbomen.

Hier hielden wij onze dagelijkse pauzes, die soms lang uitliepen...
Bron: www.legerplaats.nl
Voor onze wekelijkse sportmiddagen had ik ook een goede smoes bedacht. Als ik er achter kwam, dat er een veldloop met bepakking op het programma stond of een rondje hindernissenbaan, meldde ik mij steevast af onder het mom dat ik achter liep met de administratieve afwikkeling van de brandstof en smeermiddelen voorraad en dat werkte altijd... Maar als we een recreatief spelletje volleybal gingen spelen in de gymzaal, was ik wel altijd van de partij.


Een spannende week

Tijdens mijn militaire diensttijd woedde de Koude Oorlog tussen de landen van de NATO en die van het Warschau Pact in alle hevigheid voort. Een van de dieptepunten was de inval van de Sovjet Unie in Tsjechoslowakije, die plaatsvond in de nacht van dinsdag 20 op woensdag 21 augustus 1968. Met die inval kwam er een einde aan de zogeheten Praagse lente onder leiding van de toenmalige Tsjechische partijleider Alexander Dubcek.
Naar aanleiding van deze gebeurtenis werden de troepen van de NATO-lidstaten in de hoogste staat van paraatheid gebracht en daar was ook in onze compagnie veel van te merken.
Alle voertuigen moesten worden nagekeken, volgetankt en beladen met alles dat nodig was voor een verblijf te velde in oorlogsgebied. Voor ons lag dat gebied ergens in het noorden van Duitsland. We moesten klaar staan om binnen enkele uren na het daartoe gegeven bevel te kunnen vertrekken. Die situatie bleef in het eerste weekend na de inval nog steeds van kracht. Het gevolg was dat we dat weekend op de legerplaats moesten blijven in plaats van met weekend verlof te kunnen gaan. In de loop van de nieuwe week normaliseerde de situatie zich enigszins en het volgende weekend mochten we gelukkig allemaal weer met verlof.

De zwartgekleurde landen op de kaart waren lid van de NATO, de grijze van het Warschau Pact en de witte neutraal
Schilder's Nieuws- en advertentieblad 22-08-1968

Hoog bezoek

Tegen het eind van mijn diensttijd kwam generaal Christan een keer op bezoek in Stroe. Hij had daar in feite niets te zoeken want hij was commandant van de vierde divisie en ons onderdeel behoorde tot het eerste legerkorps. Maar hij had mij het weekend daarvoor verteld wat hij van plan was.
Op het afgesproken tijdstip liep ik "toevallig" net  langs het compagniesgebouw op het moment dat hij in zijn dienstauto met chauffeur arriveerde. Onze commandant en zijn adjudant waren naar buiten gesneld toen ze door de wacht waren gewaarschuwd, dat er een generaal op bezoek kwam. Zij stonden in de houding voor het gebouw op het moment dat Christan uitstapte. 
"Hee, mijnheer Offerman", was het eerste dat hij zei.
"Hee mijnheer Christan", antwoordde ik en ik schudde hem de hand.
"Wil je mij even voorstellen aan deze heren?", vroeg hij en zo gebeurde.
Ik moest toen inwendig enorm lachen om de onthutste blikken van onze majoor en onze adjudant en ik zag en hoorde ze bijna denken: "Verdomd het klopt dus, hij kent inderdaad een generaal." In feite was de heer Christan veel te bescheiden om een dergelijke grap uit te halen maar hij wilde mij, na mijn ervaringen met de leiding van onze compagnie te hebben aangehoord, die lol niet onthouden en bovendien zat mijn diensttijd er toen vrijwel op dus het had verder geen gevolgen meer voor de onderlinge verhoudingen.

In maart 1969 kwam er een eind aan mijn militaire diensttijd, tot groot verdriet van sergeant Klein, die zelfs nog aan mij vroeg of ik niet wat langer wilde blijven. Het was, zoals ik hiervoor reeds opmerkte, een erg vriendelijke man en hij begreep wel dat ik aan een dergelijk verzoek geen gehoor kon geven.
Van veel ex-dienstplichtigen hoor je dat ze een geweldige diensttijd hebben gehad of dat ze in hun diensttijd een "echte man" zijn geworden. Ik heb dat toch echt anders ervaren en ik heb ook geen enkele foto van mijn militaire diensttijd.
Wat mij vooral is bijgebleven zijn de inefficiëncy, de verspillingen, de weinig professionele leiding van onze compagnie en dat er vaak erg weinig was te doen. Voor mij was het daarom meer een uitermate curieuze periode, waaraan ik niet echt warme herinneringen bewaar. Ik was vooral blij, toen het er op zat...


2 opmerkingen:

  1. wel een leuk verhaal ook al vond je het geen leuke periode. heb zelf lang geleden (lichting 1959/6 Klu) 24 maanden dienstplicht vervuld. daarvan waren de eerste 12 maanden enigzins welbesteed te noemen en de laatste 12 feitelijk verloren tijd. het beroepskader leefde vooral van kantine pauze naar de lunch en dan weer kantine pauze enz. deze pauzes werden altijd opgerekt tot het uiterste omdat ze met echt werk hun dagen bij lange na niet konden vullen, was mijn indruk.

    BeantwoordenVerwijderen