woensdag 5 juni 2013

Vakantie in de jaren vijftig

Met het vakantieseizoen voor de deur, leek het mij een aardig idee om mijn blog van deze week te wijden aan de manier, waarop wij in de jaren vijftig en het begin van de jaren zestig onze vakanties doorbrachten. Dus geen herinneringen aan Harderwijk ditmaal maar herinneringen aan elders.

We beschikten in die tijd slechts over beperkte middelen. Beperkt, zowel wat betreft het beschikbare budget als de wijze van vervoer en het aantal vakantiedagen van mijn vader.
Vliegreizen en cruises waren in die tijd vrijwel uitsluitend voorbehouden aan Amerikaanse toeristen en alleen welgestelde mensen hadden een eigen auto; in 1955 hadden slechts 32 van de 1.000 Nederlanders een auto (vgl. in 2013 zijn dat er 472).
De allereerste vliegvakantiereizen vanuit Nederland werden gemaakt vanaf 1958. Toen begon Martins Air Charter met een Douglas DC-3 "Dakota", waarin plaats was voor ongeveer 30 passagiers, met vakantievluchten van Schiphol naar Mallorca.
Maar het overgrote deel van de Nederlanders hield in de jaren vijftig nog vakantie in eigen land met gebruik van openbaar vervoer en/of fiets. En wij vormden daarop geen uitzondering.

Naar de familie


Met opa en oma voor de watertoren in Maarssen, ca 1948
Coll. P. Offerman
Mijn vader had meestal twee weken vakantie en in die tijd gingen we met het openbaar vervoer naar familie overal in het land om daar te logeren.
Dat waren in de eerste plaats mijn opa en oma in Maarssen.
En verder gingen we ook regelmatig naar ooms en tantes die woonden in Amsterdam, Santpoort, Gorssel, Aalten en Loosdrecht. We bleven meestal 2 of 3 nachten bij de familie slapen. Mijn oom Jelle Hekman in Santpoort (arts) en mijn oom Jan Kasten in Aalten (grossier in levensmiddelen) hadden een grote auto en dat hield in dat wij tijdens de logeerpartijtjes daar ook tochtjes met hun auto's maakten.
Een bezoek aan Santpoort was extra aantrekkelijk door het grote 18de eeuwse huis waar de familie woonde en de grote speelzolder met zelfs een schommel. Dat was bij slecht weer een enorme attractie. En bij goed weer was er de nabijheid van de Noordzee, het strand en de duinen. Ook de familie in Aalten had een groot huis maar daar was voor ons de snoepwarenafdeling in het pakhuis van mijn oom het meest aantrekkelijke aspect van het verblijf.
Mijn oom Henno en tante Broen in Amsterdam en mijn oom Ton en tante Mimi in Loosdrecht hadden kinderen van onze leeftijd en dat was daar natuurlijk een groot voordeel. Als we naar Amsterdam gingen stond er altijd wel een bezoek aan Artis en/of Schiphol op het programma. En mijn oom Hennie en tante Truus in Gorssel hadden een tuin met een heus doolhof...
Als we alleen maar een dagje op stap gingen brachten we vaak een bezoek aan onze oom Piet en tante Cathrien in Amersfoort, die ook al zo'n groot huis hadden met een geweldige zolder om te spelen. Of aan vrienden van mijn ouders in Zeist, de familie Overduin, die wij ook oom en tante noemden en waarvan we lange tijd dachten dat zij ook tot de familie behoorden.

Mijn broertje Paul en ik aan de hand van mijn moeder op de brug over de Vecht in Maarssen, ca 1952
Coll. P. Offerman

Dagtochtjes met de VAD

We maakten ook wel eens dagtochtjes met de Veluwse Autobus Dienst (VAD), die naast het regulier lijndienstvervoer, gedurende de zomermaanden ook toeristische reisjes aanbood.
Schilder's nieuws-en advertentieblad, 04-07-1958
Mijn allereerste reis naar het buitenland betrof zo'n dagtocht met de VAD. Dat gebeurde tijdens de zomervakantie van 1958.
We stapten heel vroeg, om een uur of half zeven, gewoon bij de halte van hotel Stadsdennen op. De bus bracht ons naar Königswinter, bij Bonn. Het passeren van de grens en de paspoortcontrole vormde natuurlijk een spannend hoogtepunt tijdens de reis.  Een tandradspoorlijntje bracht ons naar de top van de Drachenfels.
De Drachenfels maakte deel uit van het Zevengebergte en was een 320 meter hoge rotsformatie, die een enorm uitzicht bood op de Rijn en de wijde omgeving.
Voor het smalspoor tandradbaantje werden kleine stoomlocomotiefjes gebruikt. Het treintje moest over een afstand van slechts 1.500 meter een hoogteverschil overbruggen van 220 meter.
De Drachenfelsbahn vierde in 1958 haar 75-jarig bestaan. Ik vond vooral de tocht naar beneden nogal eng en vroeg aan mijn ouders of de remmen het niet konden begeven. Mijn vader antwoordde: "Maak je maar geen zorgen; het gaat al 75 jaar zonder ongelukken". Maar laten nu enkele weken later, op 14 september 1958, de remmen het inderdaad te begeven. Van de 160 inzittenden verloren er 18 het leven en raakten er 112 gewond...

Een pagina uit ons familiealbum met foto's van ons tripje naar de Drachenfels in 1958
Coll. P. Offerman

De Keulse Dom, 1958
Coll. P. Offerman

Op de terugreis deden we Keulen aan en daar was toen nog goed een deel van de enorme verwoesting te zien die de bombardementen in de tweede wereldoorlog hadden veroorzaakt.
En ook dat de Keulse dom er praktisch ongeschonden bij stond, te midden van de puinhopen.








Een ander dagtochtje dat ik me herinner ging, naar ik meen in 1957, naar Rotterdam met een bezoek aan de toen fonkelnieuwe Lijnbaan en een rondvaart door de havens. Tijdens die rondvaart voeren we onder meer dicht langs enkele schepen van de Holland-Amerika Lijn (HAL). Ik was diep onder de indruk van de "Nieuw Amsterdam", die daar lag afgemeerd. De dag werd afgesloten met een bezoek aan Blijdorp.

Olifanten in Blijdorp 1957
Men werd gewaarschuwd voor hoeden en tassen
Coll. P. Offerman
Mijn broertje en ik in Blijdorp, 1957
Coll. P. Offerman


Huizenruil

Van 1958 tot en met 1960 ruilden we tijdens de vakantie van mijn vader van huis. Dat deden we achtereenvolgens met de familie Geursen, oude buren van ons die inmiddels in Noordwijk woonden, met onze familie in Amsterdam en met de vrienden van mijn ouders uit Zeist. Zij gingen dan twee weken in ons huis en wij in dat van hen. Deze manier van relatief voordelig vakantie vieren is ook de afgelopen jaren weer populair geworden maar dan over het algemeen via het internet en met onbekenden in verre landen. Maar uit het feit dat wij het meer dan 50 jaar geleden ook al deden, blijkt dat er wat dat betreft niets nieuws onder de zon is.

Met mijn broertje op reis

Toen ik 8 of 9 jaar oud was, ging ik, samen met mijn 2 jaar jongere broer, voor het eerst, zonder begeleiding naar opa en oma in Maarssen. We werden dan door mijn moeder naar het station gebracht, voorzien van enig geld en allebei met een klein koffertje met kleding en onze tandenborstels. Mijn moeder kocht de treinkaartjes naar Utrecht en als de trein kwam vroeg ze aan de conducteur of deze een oogje in het zeil wilde houden. In Utrecht aangekomen liepen we dan naar de halte van de NBM (Nederlandse Buurtvervoer Maatschappij) bus naar Maarssen. En daar werden we dan opgewacht bij de halte aan de Rijksstraatweg.

Een jaar later gingen mijn broertje en ik uit logeren bij onze oom Hennie en tante Truus in Gorssel. Eerst met de bus naar Apeldoorn, daar overstappen op de bus naar Deventer en dan nogmaals overstappen op de bus naar Zutphen. Bij de halte Elfuursweg in Gorssel stonden mijn oom en tante ons dan op te wachten. In de jaren daarna herhaalden dit soort reisjes zich nog enkele malen.
Veel jonge kinderen deden dat in die jaren, getuige het feit dat de buschauffeurs waar wij onze doorgaande kaartjes kochten geen enkele vorm van verbazing of achterdocht vertoonden. De tijden zijn wat dat betreft wel erg veranderd.

We klommen in bomen en vielen daar soms uit, we reden op fietsen zonder helm en gingen daarmee soms onderuit, we gingen al vanaf ons zesde jaar zonder begeleiding naar school, we groeiden kortom minder beschermd op dan de kinderen van nu. Ik wil daar geen waardeoordeel aan verbinden maar ik denk wel dat we daardoor eerder een bepaalde mate van zelfstandigheid en verantwoordelijkheidsgevoel ontwikkelden. Wel werden we uiteraard gewezen op de gevaren die er ook toen al waren; nooit meegaan met onbekenden, geen snoepjes aannemen van vreemden. Want ik herinner me dat er toen ook al af en toe vreselijke dingen gebeurden, zoals het beruchte geval van de kinderbladenverkoper (ik meen uit de omgeving van Epe), die bij nader inzien een gewelddadige pedofiel bleek te zijn. Maar ik kan me niet onttrekken aan de gedachte dat door de samenleving in de jaren vijftig en zestig, nog tamelijk kort na de oorlog, in zijn algemeenheid een grotere mate van risico werd geaccepteerd dan in onze tijd.

Naar Limburg

In 1961 gingen we voor het eerst op een andere manier op vakantie. We huurden twee weken de helft van een huis in Epen, gelegen in het zuid Limburgse heuvelland. Om zich te oriënteren op de mogelijkheden van een dergelijke vakantie, had mijn vader tijdens het voorjaar een vrije dag opgenomen. Hij was toen, zonder dat wij dat wisten, met zijn fiets per trein naar Maastricht gereisd en was daar diezelfde dag het hele heuvelland doorgefietst, en dat zonder versnelling! Tijdens zijn tocht had hij diverse adressen bezocht en dit leek hem het meest aantrekkelijk.
We wandelden heel wat af, in die schitterende omgeving met enorme vergezichten, het Geuldal en de voor die streek typerende vakwerk boerderijen. En we maakten enkele dagtochten met een bus van touringcarbedrijf De Valk. Die tochten gingen naar het schilderachtige Duitse plaatsje Monschau in de Eifel. En later nog een keer via Dinant met zijn imposante citadel naar het, net over de Franse grens gelegen, plaatsje Givet. Givet was op zich niet bijzonder maar de lol was gelegen in het feit dat je dan kon zeggen dat je in één dag in drie landen was geweest. Tijdens die vakantie bezochten we ook voor het eerst Maastricht.

Onze huurauto met mijn trotse moeder  in de Ardennen 1962
Coll. P. Offerman
Dat jaar was ook het laatste, waarin we met het openbaar vervoer op vakantie gingen. In 1961 behaalde mijn vader namelijk zijn rijbewijs.

Vanaf 1962 gingen we dus op vakantie met de auto.
De eerste twee autovakanties gingen we op nieuw naar hetzelfde huis in Epen waar we in 1961 voor het eerst waren geweest. Maar nu zelfs drie in plaats van twee weken!

Schilder's nieuws-en advertentieblad, 12-06-1959

De auto, waarmee we tijdens die vakanties reden, had mijn vader gehuurd bij garage Timmer in Ermelo. Het was een grijze Austin A40.
Wij hebben in 1962 en '63 dezelfde auto met hetzelfde kenteken gehuurd.

We maakten er ook tochten mee door de Belgische Ardennen en een keer naar Luxemburg.

Tijdens die tocht bleven we een nacht in een hotel slapen. Voor mijn broer en mij was dat de eerste keer.

Het visitekaartje van het eerste hotel waar ik ooit verbleef ,1963
Coll. P. Offerman




Vanaf 1964 gingen we met onze eigen auto kamperen in de buitenland. Wellicht kom ik daar in een latere blog nog op terug.

Het zuid Limburgse heuvelland heeft voor mij, meer dan vijftig jaar na die eerste vakantie, niets van zijn charme verloren. Ik kom er, met enige regelmaat, nog steeds graag terug...

Deze aflevering van mijn blog is voorlopig de laatste. Ik las een zomerstop in en hoop in de tweede helft van september mijn herinneringen aan Harderwijk te hervatten. Ik wens alle lezers van deze blog een mooie zomer toe en, indien van toepassing, een fijne vakantie.